Afbeelding: uitsnede van een Japanse houtsnede van Imao Keinen Kaco, ca. 1890
* * *
Tekst ter gelegenheid van de opening van de expositie ‘Organisch Bewind’ met werk van Frans Ellenbroek in Galerie De Roos, Tilburg
* * *
Ik heb vijf citaten voor je uitgezocht. De meeste daarvan draag ik al heel lang met me mee, maar de samenhang was me eerder niet opgevallen.
Het eerste citaat is het motto van Multatuli: De roeping van de mens is mens te zijn! Met een uitroepteken. Bij roeping denken we al snel aan priesters en kunstenaars. Multatuli ziet dat wezenlijk anders. Ieder mens is geroepen om mens te zijn, om op zijn eigen manier invulling te geven aan zijn eigen leven. Tussen alle andere mensen, in de eindeloze stroom van de tijd, in de onafzienbare ruimte.
Zoals wel vaker bij Multatuli schuilt achter het uitroepteken een vraagteken. Want: wat waarom heb je die roeping nodig als je al een mens bent? Wat wordt er dan nog van je verwacht? Vermoedelijk bedoelt hij dat het niet volstaat om domweg te behoren tot de mensensoort. Je moet als mens – om het maar eens populair te zeggen – jezelf ontplooien. Het ideaal van de authenticiteit, worden wie je bent: iedere mens is een kunstenaar.
Multatuli schreef niet: De roeping van de hond is hond te zijn! Want die roeping is juist het bepalende onderscheid tussen mens en hond. Juist omdat Multatuli de mens beschouwde als onderdeel van de natuur, benadrukt hij dat verschil. Honden krijgen wel een naam waarmee je ze kunt roepen, maar geen enkele hond ontving ooit een roeping. Ook een herdershond wordt niet gedreven door christelijke naastenliefde.
Op naar het tweede citaat: het gedicht ‘Meditatio’ van Ezra Pound:
When I carefully consider the curious habits of dogs
I am compelled to conclude
That man is the superior animal.
When I consider the curious habits of man
I confess, my friend, I am puzzled.
Pound vindt zowel het gedrag van honden als van mensen raar. Maar de eigenaardigheid van de mens is superieur. Pound bedoelt misschien dat de mens een Mysterie is met een hoofdletter M – voor de ander en voor zichzelf. Mysterie en roeping (ik noemde al eerder die priester) zijn begrippen die bij elkaar horen.
Het Mysterie vereist een andere levenshouding dan een probleem. Problemen horen thuis in het domein van de wetenschap. Door ze als dokter Nicolaes Tulp op de snijtafel te ontleden, geven ze hun oplossing bloot. Mysteries horen thuis in het domein van kunst (en geloof). De mens maakt kunst om het verborgene te openbaren: te verklanken, te vertellen en te verbeelden. Dan heb je het niet meer over dokter Tulp, maar over de schilder van zijn anatomisch les: Rembrandt. De kunstenaar die ons – dwars door de eeuwen – heen bij de keel blijft grijpen. Probeer dat maar eens uit te leggen.
Het derde citaat komt van Georg Büchner. Hij legt Woyzeck in het gelijknamige toneelstuk deze woorden in de mond:
Jeder Mensch is ein Abgrund, es schwindelt einem, wenn man hinabsieht.
Het menselijk mysterie openbaart zich voor Woyzeck als een afgrond. Uit de diepte klinkt zijn roeping als een De Profundis.
Woyzeck vertoont psychotische trekjes, waardoor het onderscheid tussen fantasie en werkelijkheid vervaagt. Maar juist in zijn verwarring geeft hij zich bloot. Hij lijkt daarin op de kunstenaar die beseft dat afbeelden en verbeelden in elkaar overvloeien. Ook kunstenaars kunnen daar gek van worden, maar dat blijft de meesten gelukkig bespaard. Voor hen is de verwarring tussen fantasie en werkelijkheid een bron van inspiratie.
Büchner schreef niet: Jeder Hund is ein Abgrund. Dat zou iemand kunnen zeggen die bang is voor honden. Maar de meeste honden voldoen aan het cliché van de trouwe viervoeter. Ook de dichter Jan Emmens had een hond. Op een van zijn pentekeningen lijkt die een beetje op een Duitse staander. Het gedicht ‘Pavlov’ van Emmens is het vierde citaat:
Bij dat van mensen vergeleken, is het denken
van honden beperkt, en hun dromen
daaruit slechts een verwarde keus.
Overdag in de onrust valt het niet op
maar in windstille nachten,
als niets beweegt, beweegt in mij
nog de onzekerheid, een hond
die huivert in zijn droom.
Emmens brengt hond en mens weer bij elkaar. De onwillekeurige bewegingen van een slapende hond resoneren met zijn eigen onzekerheid. Emmens wordt bevangen door twijfel over zijn roeping, door verlammende hoogtevrees als hij in zijn eigen diepte kijkt.
Jan Emmens was hoogleraar kunstgeschiedenis en een groot kenner van het werk van Rembrandt. Hij nam in een van zijn bundels de vertaling van het beroemde gedicht ‘Musée des Beaux Arts’ van Auden op, alsof hij het zelf geschreven zou kunnen hebben: Wat het lijden betreft, waren zij feilloos, de oude meesters.
Na Multatuli, Ezra Pound, Georg Büchner en Jan Emmens keer ik terug naar jou. Ik zocht in je werk naar honden, maar kon ze niet vinden (wel een nachtegaal en een zwarte hengst).
Ik wilde het hebben over mens en dier, en jouw blik als bioloog en kunstenaar. Of liever hoe je in het leven staat: gedichten schrijft en romans, en kunst maakt.
Bij onze eerste ontmoeting gaf je me je boek ‘De biologische evolutie van de Kunsten’, je persoonlijke beschouwing van het kunstgedrag van de mens. Ik moet bekennen dat ik het boek pas later gelezen heb.
Vraag me niet waarom, maar ik was bang dat je de kunst door een biologische mal had geperst. Maar die vrees bleek ongegrond. ‘De biologische evolutie van de Kunsten’ laat zich lezen als een hoogstpersoonlijk verhaal. De vragen die je stelt zijn levensvragen in een wetenschappelijke gedaante. Je laat niet alleen zien hoe je kijkt en denkt, maar je vertelt tussen de regels door over je roeping, je curious habits, je Abgrund – en je onzekerheid.
Iedereen die iets van je schilderijen wil begrijpen, zou dat boek moeten lezen. Daar valt weinig meer aan toe te voegen. Toch wil ik een poging wagen.
Beeldend kunstenaars zijn er in alle soorten en maten. Wat ze gemeenschappelijk hebben, is de betovering van de materie. Wat ze maken, raakt op de een of andere manier bezield. Dat voel je heel duidelijk als een schilderij of tekening beschadigd of vernietigd wordt. Dan loopt er een rilling over je rug, alsof er iets gebeurt dat verboden is.
Tegenover de materiële kunst staat de vluchtigheid van de immateriële kunst. Als je toneel speelt, muziek maakt, danst of kookt, weet je dat wat je maakt of ervaart tijdelijk is. Wanneer alles voorbij is, blijft alleen de herinnering. Maar als je boeken of gedichten schrijft, beelden of schilderijen maakt, rijst de hoop dat ze de tand des tijds kunnen weerstaan.
Misschien bestaat er nog een derde soort van kunst – de kunst die zich met de natuur verbindt. Denk daarbij aan tuinen, parken en landschappen, aan kunstenaars als Capability Brown en Piet Oudolf. In de samensmelting van natuur en kunst wordt de tegenstelling tussen immateriële en materiële kunst opgeheven. Tuinen, parken en landschappen zijn kwetsbaar en robuust, veranderlijk én blijvend.
Ook in je nieuwe schilderijen versmelten kunst en natuur. Ze laten zich bekijken als uitvergrote organische structuren. Maar het gaat niet alleen om de schaal – ook hun plaats in de tijd roept vragen op. Zijn het levende structuren of lijkt dat zo door de glinstering van het licht? Zijn het restanten van een vorig seizoen of uit een geologisch tijdvak van miljoenen jaren geleden? Als het werkelijk bestaande structuren waren, zou je dit soort vragen wetenschappelijk kunnen benaderen. Maar als kunstwerken geven ze geen antwoorden.
Je nieuwe schilderijen liggen in het verlengde van de eerdere series ‘Down to Earth I’ en ‘Down to Earth II’. In plaats van ‘Down to Earth III’ gaf je het nieuwe werk geen titels. Daardoor komen deze schilderijen helemaal op zichzelf staan. Ze openbaren het verborgene als een inzicht dat je met ons wil delen. Als een gedachte die geen formulering meer nodig heeft en beklijft als een gevoel.
Het allerlaatste citaat komt van jou. Je schreef dit gedicht in 2015, het heet ‘Hoe te vliegen’:
De vogel zit daar, op een onbebladerde tak,
dood of winter, weet hij veel.
Ziet het land, de bergen,
ook nog een zee daarachter.
Droomt van vergezichten,
hemelse hoogten,
weet niet waar die zijn,
toen of dan?
Nu al dromend daarvan,
van het bezit vleugels
niet meer bewust,
is een en al poten en hoofd.
Vertel me vriend,
hoe hij moet vliegen.
Vertel me.