Muze en media

Afbeelding: Romeins mozaïek van Mnemosyne uit de 2de eeuw na Christus

* * *

Voorwoord voor ‘1980 Breda 1990 – Ruud van Empel’

* * *

In een verhaal van de oude Grieken is de godin van het geheugen, Mnemosyne, de moeder van de muzen. Deze godinnen van kunst en wetenschap leven nog voort als de spreekwoordelijke muze van de kunstenaar, zoals Sara Lownds en Jack Walls van respectievelijk Bob Dylan en Robert Mapplethorpe. Daardoor lijken we te zijn vergeten dat de muze oorspronkelijk geen inspirerende ander was, maar de vrucht van ons geheugen.

De muze van beeldend kunstenaars is het visuele geheugen, de opslagplaats van beelden en indrukken van beelden die een leven lang wordt opgeruimd en aangevuld. Na de Tweede Wereldoorlog krijgt het visuele geheugen het drukker dan ooit. Massamedia nemen bezit van de publieke en private ruimte; de televisie krijgt zelfs een centrale plaats in de huiskamer. 

Ruud van Empel behoort tot de eerste generatie die opgroeit met televisie, eerst in zwartwit en vanaf 1968 in kleur. De televisie is de synthese van camera obscura en toverlantaarn, waarin het onderscheid tussen werkelijkheid en verbeelding vertroebelt. Voor kinderen worden personages als Swiebertje en Pipo de Clown onderdeel van hun belevingswereld, net zo echt als Sinterklaas en zijn – toen nog zwarte – Piet. 

De generatie van Van Empel is ook de eerste die massaal gefotografeerd en gefilmd wordt door ouders en grootouders. In 2007 publiceert Van Empel het boek ‘Photo Archive – Pictures & Negatives 1958-1970’, een selectie van de meer dan 5.000 foto’s en dia’s die zijn vader maakte van zijn kinderjaren. Hij schrijft daarover:

‘De herkenning was groot. Veel beelden leek ik me nog te herinneren. Bijvoorbeeld die van mijn slaapkamer waar ik tot mijn 6de jaar had geslapen. Zelfs de tekeningen aan de muur herkende ik terwijl ik deze toch al 42 jaar niet meer gezien had. Andere foto’s waren volkomen vervreemdend. Ik kon moeilijk geloven dat ik het was die daar op die foto stond.’

Net als de televisie roept de familiefotografie vragen op over ons visueel geheugen. Bewuste herinneringen worden bevestigd en gefixeerd, en onbewuste losgewoeld. Uiteindelijk lopen persoonlijk herinnerde beelden en familiefoto’s volledig door elkaar heen. De intimiteit van het geheugen verdwijnt naar de achtergrond. Daarvoor in de plaats komt het knagende gevoel van vervreemding dat Van Empel beschrijft.

De gebouwen, straten, parken, interieurs, meubelen, kleding en auto’s van zijn jeugd in Breda vormen de kern van het visuele geheugen van Van Empel. Tijdens zijn opleiding aan de Academie St. Joost en in de eerste fase van zijn professionele loopbaan lijkt de honger naar nieuwe beelden onstilbaar. Van Empel reist naar Tokyo en maakt kennis met Japanse ontwerpers en kunstenaars. In de vanzelfsprekende verwevenheid van autonome en toegepaste kunst herkent hij zijn eigen manier van kijken. Thuis verdiept hij zich in burgerlijke esthetiek en slechte smaak, in wenskaarten met foto’s van bloemen en stillevens, en andere uitingen van kitsch. Gaandeweg ontstaat een geraffineerd spel met realisme en fantasie, soms zichtbaar maar steeds voelbaar verbonden met zijn beeldende moedertaal.

Vrij naar Marcel Proust beschouw ik het werk van Ruud van Empel als een zoektocht naar de verloren intimiteit van het visueel geheugen. Hij onderneemt een gewaagde poging om het existentiële gevoel van vervreemding op te heffen. En wanneer hij in het voorjaar van 1990 vertrekt uit Breda, weet Van Empel dat de stad hem niet los zal laten: O muze, vertel mij…

%d bloggers liken dit: