Elementaire relkutten

Afbeelding: park in Moskou, DK/ 2008

* * *

In de New York Times van 20 augustus 2012 (en de Volkskrant van 24 augustus) krijgt Vadim Nikitin alle ruimte om te waarschuwen voor Pussy Riot. In wezen, zo betoogt hij, richten Maria Alekina, Nadezhda Tolokonnikova en Ekaterina Samucevich zich tegen de fundamenten van ‘het systeem van de corporatieve staat’, zoals religie, moraal en kapitalisme. De Westerse fans van Pussy Riot moeten zich realiseren dat haar doelstellingen veel verder gaan dan de bevrijding van het Poetinisme. Als ze de gevolgen daarvan niet willen te aanvaarden, doen ze er verstandig aan om hun protest te nuanceren en hun toon te matigen.

Nikitin heeft, in tegenstelling tot de meeste Nederlandse journalisten, zijn huiswerk gedaan. Hij heeft de slotbetogen van Alekina, Tolokonnikova en Samucevich gelezen en stelt vast dat zij meer zijn dan een groepje luidruchtige muzikanten. Hij heeft gelijk: Pussy Riot is geen exotische kruising tussen de Sex Pistols en Hole, maar staat in de rijke traditie van controversiële performance-kunstenaars als George Maciunas, Joseph Beuys en Hermann Nitsch.

Overeenkomstig deze traditie legt Pussy Riot in haar performances een relatie met de politiek-maatschappelijke actualiteit. Ze beroept zich daarbij op de bijzondere positie van de kunstenaar, waarover John F. Kennedy in 1963 op Amherst College opmerkte:

‘De kunstenaar, hoezeer hij ook trouw is aan zijn eigen blik op de werkelijkheid, ontwikkelt zich tot de laatste voorvechter van de vrije geest (‘individual mind’) en de gevoeligheid voor een opdringerige samenleving en een bemoeizuchtige staat. (…) Ik denk dat er weinig belangrijker is voor de toekomst van ons land en onze beschaving dan de volledige erkenning van de positie van de kunstenaar.’

Kunnen wij in Nederland deze woorden nog voor onze rekening te nemen? Of hebben we afscheid genomen van het geloof in de kunstenaar als toonbeeld van individualisering, en van het geloof in artistieke en intellectuele vrijheid? Onze houding is onmiskenbaar aan het veranderen. De halfslachtige reacties op de arrestatie en veroordeling van Ai Weiwei of de Nederlandse deelname aan de boekenbeurs in Beijing staan in schril contrast met de actieve steun van Max van der Stoel aan Václav Havel. Ook met betrekking tot de behandeling van Pussy Riot hield men zich hier opvallend stil. De woorden van de huidige minister van Buitenlandse Zaken waren plichtmatig en droegen geen spoor van verontwaardiging. De culturele sector had het te druk met zichzelf en zijn financiële problemen. Alleen het Residentie Orkest probeerde munt te slaan uit de ellendige situatie door Pussy Riot – ter aanscherping van het ‘nieuwe profiel’ – uit te nodigen voor een optreden in Den Haag.

Toen Kennedy z’n rede hield, was de Koude Oorlog in volle gang. In de Verenigde Staten en West-Europa hadden links én rechts een gezamenlijk belang bij het propageren van individualisering. De een richtte zich op de realisatie van een sociaal-democratische utopie, de ander op de verhoging van het contrast met het communisme. Beide politieke flanken sloten zo een ongeschreven pact tussen socialisme, sociaal liberalisme en markt-liberalisme om de zelfontplooiing van het individu te realiseren. In het kader van deze doelstelling bleken kunst en kunstenaar van grote waarde. Door middel van subsidies, waaronder de vermaledijde BKR en de veelgeprezen National Endowment for the Arts, werden beide geïnstrumentaliseerd. Achteraf kan men vaststellen dat de meeste kunstenaars nauwelijks hebben beseft met welke combinatie van motieven hen de ruimte werd geboden om zich te manifesteren.

Het individualiserings-pact werd beëindigd door de val van de Berlijnse Muur. Met het verdwijnen van de polarisatie tussen Oost en West, verdween ook het gezamenlijke belang om de bevrijding van het individu te voltooien. Daar kwam nog bij dat nieuwe grootmachten als China en Rusland hele andere ideeën hadden over hun samenleving, en dat de Verenigde Staten en Europa hun hooggestemde idealen ondergeschikt maakten aan economisch opportunisme. Zonder veel discussie werd het ‘recht op de vrije geest’ als leidend beginsel terzijde geschoven. Kunst en kunstenaar werden gemarginaliseerd of geïnstrumentaliseerd, maar dan in het kader van politieke doelstellingen.

Hoe dan ook, Nederland heeft enkele decennia geloofd in de kansen die de individualisering bood, en verwierf een internationale reputatie als vrijheidslievende oase, waarin tolerantie en creativiteit centraal stonden. Hoewel de protestgeneratie nog weet wat dat heeft betekend, zijn er inmiddels al weer drie volgende generaties, waarbij het besef is vervaagd dat Omdat mijn fiets daar stond een elementaire film is. Voor wie die emotie niet meer kunnen voelen, zijn de slotbetogen van Alekina, Tolokonnikova en Samucevich potsierlijk, pretentieus of sentimenteel. Net als Vadim Nikitin begrijpen ze weinig van de minachting voor hun aanklagers en hun rechters, van het vertrouwen in hun innerlijke vrijheid en van de onverschrokkenheid waarmee ze zich uiten. Pussy Riot wijst ons allemaal op de plicht om een van de kwetsbaarste pijlers van de Westerse samenleving te beschermen: uiteindelijk staat in deze zaak ook onze eigen vrijheid op het spel.

%d bloggers liken dit: