De toekomst van de Nederlandse designtraditie

Afbeelding: Fokker Friendship

* * *

In het voorjaar van 2006 organiseerde Premsela met NRC Handelsblad de ‘Beste Nederlandse Design Verkiezing’. Er waren toen veel online-wedstrijdjes, maar deze stak er toch wel boven uit. De redactionele begeleiding door NRC was uitstekend, net zo als de respons van lezers en radio en tv. En de selectie bood Premsela de gelegenheid om de veelzijdigheid van design over het voetlicht te brengen.

* * *

De Beste Nederlandse Design Verkiezing is een poging om de rijke oogst van de twintigste eeuw te canoniseren. Het is zeker niet de eerste poging. Er gingen vele lijsten, boeken en tentoonstellingen van nationale designklassiekers aan vooraf. Maar het is wel de eerste keer dat het publiek betrokken wordt bij het aanbrengen van de rangorde. De afgelopen weken is op die manier een beeld van de Nederlandse designtraditie ontstaan dat nogal afwijkt van de geldende professionele en internationale opvattingen. Is er wel één Nederlandse designtraditie? Of lopen er verschillende patronen door elkaar heen?

De belangrijkste invloeden op de Nederlandse vormgeving zijn verbonden met ons streven naar rationaliteit en individualiteit. Er is steeds een sterke stroming geweest die zich – in analogie met de opvoedkundige waarden rust, reinheid en regelmaat – richtte op orde, hygiëne en doelmatigheid. Als het aan de rationalisten ligt, wordt Schiphol uitgebreid tot aan onze landsgrenzen. Hun ideaal is Nederland als een geoliede geluksmachine. Een veilig land, waar alles en iedereen zich samenvoegt tot een vernuftig raderwerk, en alleen het weer onvoorspelbaar is. In de designverkiezing wordt deze richting vertegenwoordigd door een breed scala van producten, van telefoongids tot kampeertent.

Rationele vormgeving is overigens niet zelden bedoeld om onze individualiteit een kans te geven. De brievenbus is een tussenstation voor liefdesbrieven en rouwkaarten. De ANWB paddestoel zorgt ervoor dat we op eigen houtje door de natuur kunnen wandelen of fietsen zonder te verdwalen. De Senseo onderkent de behoefte om niet meer allemaal op hetzelfde moment dezelfde koffie te drinken, zonder ons te hoeven bekeren tot een kostbaar espressoapparaat. Het mooiste rationele voorbeeld uit deze verkiezing is de audiocassette van Philips, die onbedoeld het hart werd van de Walkman waarmee concurrent Sony eind jaren ’70 een impuls gaf aan de individualisering van jongerencultuur. Dat de Walkman inmiddels hardhandig van zijn voetstuk is gestoten door de iPod doet daar niets aan af.

Toch roept de rationele benadering van design ook spanning op met individualiteit. Wie Schiphol binnengaat, krijgt al snel het ongemakkelijke gevoel dat hij zijn reisbestemming mag kiezen in ruil voor zelfverloochening. Zodra we voor de eerste keer ons paspoort laten zien, veranderen we in stukgoed, net zoals onze bagage. Ontwerpen als de slaapbank van Martin Visser en de Lotek lamp hebben hetzelfde effect. Ze laten zich liever gebruiken met objectieve dan subjectieve argumenten: onze authenticiteit laat ze koud. Die ervaring staat haaks op de individualistische heilsverwachting die we vanaf de jaren zestig hebben gecultiveerd. In dat licht willen we niet alleen dat vormgeving ons in staat stelt om ons als individu te gedragen en te ontwikkelen, maar ook dat ze iets betekent voor ons zelfbeeld. De populariteit van de slaapbank Visser en de Lotek lamp heeft dan ook minder te maken met hun bruikbaarheid dan met hun waarde als keurmerk van een persoonlijke levensstijl.

De ontwikkeling van die symboolwaarde heeft ‘Dutch Design’ in de jaren tachtig en negentig wereldberoemd gemaakt. Onze vormgevers werden artiesten die vakmanschap combineerden met persoonlijke expressie en originele ideeën, die ze ‘concepten’ gingen noemen. De Rietveld-stoel kan – met een beetje goede wil – beschouwd worden als een vroege voorloper van deze verandering. Recentere voorbeelden zijn het boekomslag van Turks Fruit, de Beatrix-postzegel en het bankbiljet met de zonnebloem. De jongste nominatie in deze verkiezing, de ladenkast van Tejo Remy uit 1992, heeft zelfs geen naam meer, maar een titel: ‘You can’t lay down your memory’. Alsof Remy zich realiseert dat zijn kast vooral functioneert als een bergplaats van betekenissen.

De genomineerde ontwerpen van de Beste Nederlandse Design Verkiezing geven al met al een verrassend goed overzicht van de ontwikkeling van onze designtraditie. Hoogstens kunnen we vaststellen dat geen enkel lijstje vrij is van willekeur, en dat de vormgeving van de laatste twintig jaar ondervertegenwoordigd is, waardoor mode en nieuwe media geheel ontbreken. Maar daarvoor is wel een goede reden: het kost nu eenmaal tijd om producten ook buiten een kring van ingewijden erkenning te laten vinden. Ontwerpen als de ‘Knotted Chair’ van Marcel Wanders of het servies ‘B-set’ van Hella Jongerius hebben nog niet de tijd gehad om hun professionele status waar te maken bij het publiek.

Is de Fokker Friendship de terechte winnaar? Het staat buiten kijf dat Cees van Meerten en zijn team met de Friendship één van onze belangrijkste, industriële iconen hebben ontworpen. Maar het is moeilijk vast te stellen of hun kiezers zich daarbij lieten leiden door enthousiasme voor de vormgeving, de vliegerij of de Nederlandse luchtvaartindustrie. Net zoals bij de Britse verkiezing van de Concorde eerder dit jaar, is het ondoenlijk om de verschillende motieven te ontrafelen. De keuzes voor Friendship en Concorde roepen beide misschien een gevoel van heimwee op naar een industrieel tijdperk dat voorgoed achter ons ligt. Ze doen ook vermoeden dat het publiek een relatie legt tussen de kwaliteit van het ontwerp en aspecten als schaal, complexiteit en prestige. Waarschijnlijk vinden veel mensen vliegtuigen sowieso bewonderenswaardige constructies.

In Groot Brittannië werd in de discussie over de keuze voor de Concorde het argument gebruikt dat het vliegtuig samen met de Fransen was ontwikkeld. Was de Concorde eigenlijk wel Brits genoeg om de Great British Design Quest te winnen? We kunnen dat afdoen als typisch Britse haarkloverij, maar er is meer aan de hand. Het is niet onwaarschijnlijk dat we bij de volgende editie van de Beste Nederlandse Design Verkiezing nauwelijks meer kunnen vaststellen welke ontwerpen Nederlands zijn, en welke niet. Net als architectuur, voetbal of muziek wordt design steeds meer een internationale praktijk, waarin vernieuwing ontstaat doordat verschillende culturen elkaar beïnvloeden. Het vermogen om daarbij open en nieuwsgierig te blijven, en niet te vervallen in nationalistische reflexen zal beslissend zijn voor onze positie als vooruitstrevend designland. Het verschil in benadering tussen Nederland en Londen tijdens de Milaanse meubelbeurs in mei beloofde in dit opzicht niet veel goeds. Waar Londen ervoor koos om zich te presenteren als een internationale vestigingsplaats van ontwerpers uit alle windstreken, stippelde de Nederlandse Ambassade een route uit van Dutch Design. Daarbij werd de definitie van ‘Dutch’ zodanig beperkt dat Satyendra Pakhale, een Indiase ontwerper die in Amsterdam werkt, en Tord Boontje, een Nederlandse ontwerper die in Frankrijk werkt, uit de boot vielen.

De Beste Nederlandse Design Verkiezing is geen poging tot het behoud van onze designtraditie of, erger nog, van onze nationale identiteit. De verkiezing is een poging om enig zicht te krijgen op de rol en betekenis van vormgeving in onze samenleving. Bovendien markeert zij het vertrekpunt van de onvermijdelijke veranderingen die de Nederlandse vormgeving in deze eeuw te wachten staat.

Eén reactie

  1. Erwin van den Brink

    De Friendship is hier een beetje een vreemde eend in de bijt omdat vliegtuigen niet worden vormgegeven in de zin waarin gebouwen en gebruiksvoorwerpen worden vormgegeven. Een vliegtuig wordt ontworpen aan de hand van technische randvoorwaarden en commerciele operationele uitgangspunten en dan kan het resultaat iets zijn dat is vormgegeven en soms toevallig ook nog mooi is.
    Ir. H.C. van Meerten had opdracht een vervanger voor de DC-3 te ontwerpen – een vliegtuig dat begin jaren vijftig in overvloedige aantallen beschikbaar was en uitgefaseerd zou worden. Om dat te versnellen moest de Fokker in exploitatie substantieel goedkoper zijn. Daarom werd alles gedaan aan gewichtbesparing: geen zuigermotoren maar gasturbines (turbopropelleraandrijving). Door het veel kleinere frontoppervlak van de Rolls-Royce Dart schroefturbine ontstond de vloeiende lijn in de motorgondel waarin ook het pneumatische wielstel wordt opgeborgen. Gedegen windtunnelonderzoek resulteerde in een lichte, ranke vleugel met weinig kleppen. Dat de neus en vrij snel werd verlengd met een kegel die de weerradar herbergt en krachtiger versies van de Dart-turbine een langere romp mogelijk maakte, versterkte het ranke uiterlijk en vergrote de esthetiek. Het lijmen in plaats van klinken en de grote ovale patrijspoorten droegen ook bij aan het gladde, ‘open’ uiterlijk. Tenslotte gaf ook de hoge plaatsing van het stabilo – overigens louter om reden van balancering en aerodynamica – het vliegtuig een modern uiterlijk.
    In een tijd die nog werd gedomineerd door vaak vrij lompe vliegtuigen met grote zuigermotoren, was de Friendship een futuristische ‘prop-jet’. Maar het was vooral een efficient transportmiddel, aanzienlijk goedkoper in onderhoud en gebruik dan al zijn concurrenten, enorm sterk qua constructie en geschikt voor ruwe omstandigheden, zeer betrouwbaar en stabiel in vlieggedrag nauw luisterend naar besturing.

Reacties zijn gesloten.

%d bloggers liken dit: