Afbeelding: handtas van Margaret Thatcher (1925-2013) uit de collectie van Tassenmuseum Hendrikje.
* * *
De Europese verkiezingen roepen telkens dezelfde tegenstellingen op. Onze politici spreken zich uit voor ‘minder of meer’ Europa, voor of tegen de natiestaat. Met stemverheffing leggen ze uit dat het een onverenigbaar is met het ander. Ze verdedigen hun eigen keuze met een ondergangsvisioen van het alternatief. Daardoor wordt de discussie over de wankele relatie tussen de Europese Unie en de bevolking van haar lidstaten gesmoord. Misschien kan een blik op het Europese voetbal daaraan iets veranderen.
Champions League
In Europa bestaan twee toonaangevende voetbalcompetities: de Champions League en het Europese kampioenschap. In de Champions League duelleren clubs uit grote steden met internationale teams. De spelers van het Ajax-elftal dat op de valreep verloor van Tottenham Hotspur telde bijvoorbeeld zes nationaliteiten. Behalve oer-Hollands (Blind, De Jong, De Ligt, Van de Beek) waren dat Argentijns, Deens, Kameroens, Nederlands-Marokkaans en Servisch). Het internationale gehalte van de teams verhindert supporters niet om de spelers te omarmen als ‘onze jongens’.
De Champions League symboliseert het Europa van de steden die zijn uitgegroeid tot knooppunten in een mondiaal netwerk van kapitaal, talent, kennis en creativiteit. Hun dagelijkse werkelijkheid is internationaal, multicultureel en modern. De druk op economische groei en persoonlijk succes verdringen sociale samenhang. De gedeelde identiteit verschuift van traditionele cultuur naar merkbeleving. Zowel Amsterdam als Ajax zijn in deze eeuw getransformeerd tot op commerciële leest geschoeide wereldmerken.
Europees kampioenschap
Het Europees kampioenschap is de competitie van ‘vertegenwoordigende elftallen’. Met uitzondering van Engeland, Wales, Schotland en Noord-Ierland zijn alle teams verbonden aan natiestaten. Steevast verklaren de geselecteerde spelers trots te zijn dat ze voor hun land mogen uitkomen. Een enkeling zingt zelfs het volkslied mee.
Als voortzetting van het 19e-eeuwse nationalisme staat het Europese kampioenschap op gespannen voet met het ideaal van Europese eenwording. Daar staat tegenover dat de meeste van de deelnemende teams in de afgelopen vijfentwintig jaar een multicultureel aanzien kregen. In weerwil van hun nostalgische grondslag symboliseren ze een nieuwe nationale eenheid die is ontstaan uit (de)kolonisatie en immigratie. Ook de Oranje-selectie voor de aanstaande interland tegen Engeland bestaat voor de helft uit gekleurde spelers met wortels in Angola, Aruba, Congo, de Dominicaanse Republiek, Ghana, Indonesië, Ivoorkust, Mozambique en Suriname.
Saamhorigheid en euforie
Door de combinatie van internationalisering en commercialisering is de Champions League de sterkste competitie ter wereld, waar ook het beste voetbal wordt vertoond. Het gemiddelde spelniveau van het Europees kampioenschap is aanzienlijk lager. Dat wordt vooral veroorzaakt door het onevenwichtige potentieel van nationaal talent en de beperkte tijd om samen te trainen. Hoewel de emoties rond de Champions League, zoals we recent weer meemaakten, tot nationalistische hoogte kunnen stijgen, is de beleving van een Europees kampioenschap van een andere orde. Op die momenten heerst een gevoel van saamhorigheid waarin sociale en culturele verschillen buiten werking zijn gesteld. Als er dan een cruciale overwinning te vieren valt, kan trots uitgroeien tot regelrechte euforie.
Nationale trots
Wat kunnen onze politici hiervan leren? Het Europa van de Champions League biedt de enige overlevingsstrategie binnen de wereldeconomie. Wat geldt voor Ajax, Barcelona, Bayern München, Juventus, Manchester City en Paris Saint-Germain, geldt ook voor Europese bedrijven en kennisinstellingen. Maar door de nadruk op commercie en internationalisering verliest de Europese Unie haar draagvlak bij burgers die zich niet thuis voelen in de wereld van yuppen en hipsters, en gehecht zijn aan gemeenschap, traditie en geboortegrond.
Onze politici moeten het verlangen naar nationale trots van die burgers serieus nemen om hen niet verder van Brussel te vervreemden. Het Europees kampioenschap biedt een bruikbaar denkmodel. Tijdens het toernooi worden verschillen tussen de deelnemers uitvergroot en staat het eigenbelang voorop. Tegelijkertijd laat het zien dat samenwerking en onderlinge competitie uitstekend samengaan. Dat de reanimatie van de natiestaat een Europees project is, georganiseerd door de UEFA, speelt in de beleving van de supporters geen enkele rol.
Voor Nederland binnen Europa
Naar analogie van het Europees kampioenschap kunnen onze politici ook bij de Europese verkiezingen de nadruk leggen op het eigenbelang en de competitie met andere lidstaten. Door middel van een gezonde dosis nationalisme kunnen ze de patstelling tussen ‘Voor Europa’ (CDA, D66, GroenLinks, PvdA en – sinds kort – VVD) en ‘Voor Nederland’ (FvD, PVV, SP) doorbreken. Met de kennis van nu was de tirade “I want my money back” van Margaret Thatcher geen aanzet tot de Brexit, maar onderdeel van een briljante strategie om Groot-Brittannië binnen de Europese Unie te houden. Naar het voorbeeld van Thatcher zouden onze politici zich tenminste eens in de vier jaar moeten opstellen als strijders voor een sterker Nederland binnen Europa. Ze hebben dan nog meer dan voldoende ruimte om met elkaar van mening te verschillen over de middelen om dat doel te bereiken.