Foto: In de bus in Osaka, 2016
De weg naar het nieuwe normaal is geplaveid met protocollen. Ook de museumsector heeft inmiddels een concept-protocol. De Volkskrant van 8 mei bericht daarover: “Het Rijks heeft intensief meegewerkt aan het protocol dat is opgesteld door de Museumvereniging voor alle musea.” Natuurlijk zijn mijn collega’s en ik het Rijksmuseum veel dank verschuldigd. Maar de Museumvereniging had zich moeten realiseren dat de regels en procedures van een museum dat normaal gesproken 10.000 bezoekers per dag ontvangt niet aansluiten op de werkelijkheid van kleine en middelgrote musea. Daardoor zit de museumsector opgescheept met een protocol dat meer dan 350 musea verplicht om overbodige en kostbare maatregelen te nemen. Een aantal daarvan zal niet aan de gestelde eisen kunnen voldoen en tot nader order gesloten blijven.
Het museumprotocol vergroot zo de problemen van de kleine en middelgrote musea. Juist over die groep luidde de directeur van de Museumvereniging in april de noodklok. Eén op de vijf dreigt door de coronacrisis om te vallen: “Ingrijpend, maar vooral ook aangrijpend: het gaat over collecties en gebouwen, maar toch allereerst over medewerkers en bezoekers.” De zorgen over musea met een omzet die uiteenloopt van ruwweg honderdduizend tot drie miljoen euro werden eerder al geuit door de Raad voor Cultuur. In het sectoradvies ‘In wankel evenwicht’ constateert de raad: “We zien een spanningsveld tussen enerzijds de grote musea met een miljoenenbegroting en veel (internationale) aandacht en anderzijds de kleine en middelgrote musea met een voornamelijk lokaal belang en minimale middelen.”
Waarom biedt het museumprotocol geen ruimte voor maatwerk? Het verplicht bijvoorbeeld om online (of telefonisch) te reserveren, terwijl twee derde van de musea daarvoor geen voorziening heeft. Niet omdat ze vergeten zijn om met hun tijd mee te gaan, maar simpelweg omdat het niet nodig is. Bij musea die gemiddeld tussen de 50 en 250 bezoekers per dag ontvangen kun je gewoon binnen lopen en rustig rondkijken. Uit het oogpunt van veiligheid volstaat het om bezoekers contactloos te laten betalen. De bepaling om inkomende en uitgaande bezoekers verschillende deuren te laten gebruiken is alleen zinvol als mensen elkaar in de weglopen (bovendien kun je niet in ieder museumgebouw een extra doorgang maken). Opmerkelijk is het verbieden van het maken van foto’s en video opnamen. Ook dat komt voort uit de situatie waarin bezoekers zich verdringen voor de Nachtwacht en het Melkmeisje. In kleine en middelgrote musea vormt een filmende of fotograferende bezoeker geen enkel risico.
In tegenspraak met de ledendemocratie van een vereniging ademt het protocol de geest van de Sovjet-bureaucratie. Voor communicatie: “Gebruik waar mogelijk en relevant tekst in combinatie met beeldtaal (pictogrammen)”. Over de toiletten: “Zorg voor voldoende en tijdige aanvulling van (vloeibare) zeept en materialen om handen af te drogen.” En over de gangen: “Bij smalle gangen geldt eenrichtingsverkeer met goed zichtbare afbakening en communicatie hierover op ooghoogte én op de grond.” Uit het document spreekt een gebrek aan vertrouwen in de professionaliteit van musea om de regels van het RIVM zorgvuldig en praktisch in hun eigen situatie toe te passen.
Toch heeft het museumprotocol misschien één voordeel. Als straks bijna alle kleine en middelgrote musea zich door de mal van het Rijksmuseum hebben laten persen, kan het Rijk de verantwoordelijkheid voor hun voortbestaan niet langer naast zich neerleggen.
Voor wie op zoek is naar goede voorbeelden: http://www.inretail.nl/winkel-open-dit-zijn-de-veiligheidseisen Ook de retailsector heeft te maken met een grote diversiteit aan winkels. Daarom is er een protocol op hoofdlijnen gemaakt (één A4tje) met een aantal praktische checklists en voorbeelden.